1. Waarin verschilt omikron van andere varianten en waar komt het vandaan?
Omikron is de zwaarst gemuteerde van alle SARS-CoV-2-varianten die tot nu toe zijn geclassificeerd, met meer dan 50 mutaties, waarvan 30 in het spike-gen. Hierdoor ontstond veel speculatie over de invloed van de mutaties op besmettelijkheid en immuniteit, wat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ertoe noopte omikron als een Variant of Concern (VOC) te classificeren, nog voor de variant aan hun eigen definitie van VOC voldeed.
De vroegste bevestigde gevallen van omikron werden begin november 2021 in Zuid-Afrika en Botswana vastgesteld. Het is echter onduidelijk waar het is begonnen of hoe deze variant zich heeft ontwikkeld. In tegenstelling tot eerdere varianten, die een paar mutaties van een van de circulerende stammen verzamelden voordat ze zich vertakten in hun eigen takken van de SARS-CoV-2-stamboom, is de meest naaste verwant van omikron een SARS-CoV-2-virus dat in het begin van 2020 rondging.
De timing van de evolutionaire vertakking van omikron en het enorme aantal mutaties is moeilijk te verklaren. Een mogelijke hypothese gaat uit van een langdurige infectie van één enkele persoon, zoals een immuungecompromitteerd individu, dat vele mutaties verzamelde alvorens zich naar anderen te verspreiden. Een andere mogelijkheid is dat omikron is ontstaan in een dierlijk reservoir, gevolgd door een overdracht op mensen, hoewel dit hoogstwaarschijnlijk genetische sporen zou hebben achtergelaten die niet aanwezig zijn in de variant. Tot op heden is de oorsprong van omikron niet duidelijk.
2. Hoe besmettelijk is de omikronvariant?
Telkens wanneer een nieuwe virusvariant in een populatie opduikt, is verhoogde overdraagbaarheid waarschijnlijk. Uit epidemiologische monitoring van omikron blijkt dat het zich sneller verspreidt dan de andere varianten tot nu toe, wat deze hypothese ondersteunt. Eind 2021 was omikron in meer dan 100 landen gedetecteerd, en momenteel is het de dominante variant in verschillende landen, waaronder Nederland en België.
Besmettelijkheid wordt beïnvloed door verschillende factoren, waaronder het vermogen van het virus om cellen te infecteren en te repliceren, en om geïnfecteerde personen te verlaten. Onderzoekers in China ontdekten dat omikron zich 70 keer sneller vermenigvuldigt in bronchiale weefselculturen dan delta, maar 10 keer langzamer in longweefselculturen. Pathogenesestudies in een muismodel bevestigden deze bevindingen, en verschillende andere studies ondersteunen deze data. Hoewel deze experimenten in een laboratorium werden uitgevoerd (niet bij mensen), kunnen ze erop wijzen dat sterkere virale groei in de bovenste luchtwegen van invloed is op de verhoogde besmettelijkheid van omikron. Interessant is daarnaast dat deze data ook suggereren dat omikron wellicht minder snel tot longontsteking in de lagere luchtwegen leidt, wat een factor zou kunnen zijn in vraag 3 hieronder.
3. Leidt omikron tot mildere COVID-19?
Dit was de heersende conclusie voordat er data beschikbaar werden over de klinische presentatie van patiënten die besmet waren met de omikronvariant. Hoewel het aantal gevallen in Zuid-Afrika in de loop van november 2021 toenam, stegen de aantallen ziekenhuisopnames en sterfgevallen niet, wat wijst op een mildere vorm van COVID-19. Deze vraag kan echter niet enkel beantwoord worden aan de hand van de epidemiologie, oftewel het bijhouden van COVID-19-gevallen en het aandeel van omikron in een regio. Het moet tevens op individueel niveau klinisch geëvalueerd worden, zodat rekening kan worden gehouden met andere factoren zoals vaccinatie en eerdere infectie.
Men zou verwachten dat omikron, als het in staat zou zijn om deels immuniteit te omzeilen (zie vraag 4), meer gevallen van herinfectie en doorbraakinfectie zou veroorzaken, wat zou resulteren in minder ziekenhuisopnames en sterfgevallen. Hoewel gemeenschapsimmuniteit (groepsimmuniteit) op een niveau dat transmissie elimineert voor dit virus niet bereikt zal worden, is dit het eerste teken van een omslagpunt waarop we hebben gewacht. Wanneer het grootste deel van de bevolking tot op zekere hoogte immuun is voor dit coronavirus, is het immunologisch voor hen niet langer "nieuw" en is het minder waarschijnlijk dat het levensbedreigende ziekten veroorzaakt.
Dit is een belangrijk onderscheid, omdat het betekent dat een omikroninfectie even ernstig kan zijn voor ouderen, patiënten met immuuncompromitterende aandoeningen, en mensen zonder eerdere immuniteit (hetzij door vaccinatie, hetzij door infectie) – waaronder veel kinderen over de hele wereld. Daarom is het belangrijk te blijven streven naar risicobeperking en vertraging van de verspreiding om de meest kwetsbaren te beschermen.
4. Is omikron ongevoelig voor immuniteit door vaccinatie of infectie?
Talrijke studies hebben evaluaties uitgevoerd van het neutralisatievermogen dat antilichamen ontstaan door vaccinatie en infectie met eerdere varianten hebben voor de omikronvariant. Over het algemeen blijkt dat omikron gedeeltelijk resistent is tegen post-vaccinatie- en herstelsera, wat wijst op een verminderde bescherming door vaccinatie en eerdere infectie. De percentages herinfecties en doorbraakinfecties die plaatsvinden in gebieden waar omikron dominant is, lijken deze in-vitro-data te ondersteunen, en de vroegste klinische gegevens wijzen op een verminderde effectiviteit van vaccins. Belangrijk is dat de vaccins hun belangrijkste functie wel lijken te vervullen: bescherming tegen ernstige ziekte en overlijden door COVID-19.
5. Is omikron ongevoelig voor behandelingen zoals antivirale middelen en monoklonale antilichamen?
Antivirale middelen zijn geneesmiddelen die de groei van virussen remmen en die gewoonlijk werken door de eiwitten te blokkeren die nodig zijn voor virale replicatie, zoals de virale polymerase. Momenteel zijn drie klassen van antivirale geneesmiddelen geautoriseerd voor behandeling van patiënten met COVID-19: remdesivir, molnupiravir en nirmatrelvir/ritonavir. Uit de eerste in-vitro-data blijkt dat elk van deze geneesmiddelen antivirale activiteit tegen omikron behoudt.
Monoklonale antilichamen daarentegen richten zich tegen het virale spike-eiwit en verhinderen dat het virus cellen infecteert. Momenteel zijn vier klassen van monoklonale antilichamen goedgekeurd voor patiënten met COVID-19: bamlanivimab/etesevimab, casirivimab/imdevimab, sotrovimab en regdanvimab (geautoriseerd in Europa).
Omdat deze antilichamen monoklonaal zijn (mono = één), richten zij zich elk slechts tegen één regio van het spike-eiwit. Enkelvoudige mutaties die geen invloed hebben op het vermogen van het virus om cellen binnen te dringen, kunnen wel het vermogen van monoklonale antilichamen om infectie te blokkeren, veranderen. Zo kenden de beta- en gammavarianten een mutatie die neutralisatie door bamlanivimab/etesevimab ontweek, maar waarbij de andere behandelingen door monoklonale antilichamen wel hun werkzaamheid behielden. De eerste data suggereren dat omikron neutralisatie door verschillende monoklonale antilichamen kan voorkomen.
Virale evolutie werd al vanaf het begin verwacht in deze pandemie, maar het is onmogelijk te voorspellen welke mutaties zullen aanslaan, laat staan wat de klinische en epidemiologische gevolgen van dergelijke veranderingen zullen zijn. Omikron was een onverwachte tak laag aan de stam van de evolutionaire SARS-CoV-2-boom, maar of het zal klimmen om generaties van dominante varianten te produceren of gewoon stopt met groeien? Dat zullen alleen de tijd en voortdurende genetische surveillance kunnen uitwijzen.
Het origineel van dit artikel werd geschreven door de medisch professionals op de redactie van DynaMed en is op 11 januari 2022 verschenen op EBSCO's Engelstalige Health Notes blog. We hebben het artikel zo zorgvuldig mogelijk voor u naar het Nederlands vertaald.