Om de Amerikaanse president Biden te citeren: “This is not March of 2020… we know more.” Het is inmiddels bijna twee jaar geleden dat het DynaMed-team voor het eerst een blogartikel aan COVID-19 wijdde: Tien dingen om te weten over COVID-19. Terugkijkend op de vragen die we in dat eerste artikel stelden, zoals “Is het veilig om bij besmetting met COVID-19 ibuprofen te gebruiken?” en de vragen die in de geüpdatete versie van december 2020 aan bod kwamen, zoals “Helpen supplementen bij het voorkomen van COVID-19 infectie of het verminderen van de ernst?”, is het duidelijk dat we een lange weg hebben afgelegd. We gaan het derde jaar in van de COVID-19-pandemie in met vaccins, behandelingen, en ja – ook met nieuwe varianten. Ter ondersteuning van wetenschappelijk onderbouwde, evidence-based besluitvorming en het bestrijden van desinformatie presenteren we de 2022-editie van tien dingen die u moet weten over COVID-19.

1. Hoe besmettelijk is omikron?

Twee tot drie keer zo besmettelijk als delta. In een wereld die klaar is om een laatste fase van deze pandemie in te luiden, heeft deze nieuwe variant geleid tot zorgen over verhoogde overdraagzaamheid en verminderde doeltreffendheid van vaccins. Omikron kent tientallen mutaties in het spike-eiwit, het doelwit van monoklonale antilichamen en bestaande vaccins. Onderzoekers veronderstellen dat de mutaties in één enkel immuungecompromitteerd individu zijn ontstaan gedurende een periode van ongeveer tien maanden, in plaats van in één enkele stam die de mutaties tijdens opeenvolgende overdrachten heeft verzameld. Uit vroege studies onder huishoudens en contacten (niet gecorrigeerd voor eerdere vaccinatie of infectie) blijkt dat 19 procent van de omikron-indexgevallen resulteerde in een secundair geval binnen het huishouden, ten opzichte van 8 procent bij delta (aangepaste odds ratio 3.2 [95%CI 2,0-5,0, p <0,001]). 

2. Zijn vaccins effectief tegen omikron?

Ja, als de patiënt een booster heeft gekregen na een primaire vaccinatieserie. Een vroege non-peer-reviewed case-control-studie naar de effectiviteit van vaccinatie onder 580 mensen met omikron toonde 70-75 procent effectiviteit tegen symptomatische infectie bij patiënten met een booster ten opzichte van slechts 30 procent bij patiënten die alleen de primaire vaccinatie (2 doses) ontvangen hadden. Belangrijk is echter dat twee doses van het Pfizer-vaccin nog altijd 70 procent bescherming boden tegen ernstige ziekte met ziekenhuisopname. De bestudeerde patiënten hadden een primaire vaccinatiereeks van ofwerl Pfizer ofwel Astrazeneca ontvangen, maar alle boosterdoses waren van Pfizer. Hoewel de algehele effectiviteit van vaccins tegen omikron op basis van deze vroege data aanzienlijk lager lijkt te zijn dan tegen delta, wordt 75 procent nog altijd beschouwd als een “matige tot hoge” mate van effectiviteit, dus het is belangrijk om zoveel mogelijk mensen een booster te geven. Laboratoriumdata van Moderna en Johnson & Johnson melden vergelijkbaar nieuws over de effectiviteit tegen omikron, maar klinische rapporten voor deze vaccins zijn nog in ontwikkeling.

3. Moeten we “mix-and-match”-boosting aanbevelen?

Misschien. Hoewel het nu duidelijk is dat geen van de vaccins levenslange immuniteit biedt tegen alle COVID-varianten, zijn mRNA-vaccins wellicht gemakkelijker te produceren en op de lange termijn mogelijk doeltreffender. In een interessant pragmatisch wereldwijd experiment dat nu plaatsvindt, krijgt een groot aantal mensen dat aanvankelijk met het ene vaccin is gevaccineerd een booster met een ander vaccin. Epidemiologen noemen dit "heteroloog mengen" van vaccins. Theoretische voordelen zijn onder meer blootstelling aan verschillende antigenen en activering van verschillende delen van het immuunsysteem. Nadelen kunnen verschillende potentiële bijwerkingen en een gebrek aan duidelijkheid in de berichtgeving zijn. Het combineren gebeurt in sommige gevallen uit noodzaak, maar soms ook als onderdeel van klinische proeven. De eerste resultaten lijken in het voordeel te zijn van heteroloog boosteren, maar er zijn meer langetermijndata nodig om conclusies te kunnen trekken.

4. Kunnen griep- en COVID-19-vaccins tegelijk gegeven worden?

Jazeker. Er wordt soms aanbevolen om 14 dagen tussen de vaccinatiemomenten te laten zitten, met name door een gebrek aan data en om te voorkomen dat neveneffecten ten onrechte aan COVID-19-vaccins worden toegeschreven. Klinische evidence ondersteunt echter gelijktijdige vaccinatie. Een multicenter gerandomiseerde studie in het Verenigd Koninkrijk evalueerde de gelijktijdige toediening van twee COVID-19-vaccins (Pfizer en AstraZeneca) met drie geïnactiveerde griepvaccins. Uit de dagboeken van de deelnemers bleek dat systemische reacties in gelijke mate voorkwamen in de groepen. De immuunrespons (gemeten in antilichamen voor SARS-CoV-2-spike-eiwitten en hemagglutinine-remming) voor zowel COVID-19- als griepvaccinatie bleef behouden. Waar het op neerkomt is dat gelijktijdige toediening van beide vaccins vergelijkbare bijwerkingen geeft zonder de immuunrespons te veranderen, en dat het niet alleen beschermt tegen infectie maar ook de druk op de zorg vermindert.

5. Moeten COVID-19-vaccins gegeven worden tijdens de zwangerschap?

Ja. Talloze organisaties waaronder het RIVM in Nederland en de Belgische Hogegezondheidsraad bevelen COVID-19-vaccinatie en boosters voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven aan. Uit cohortstudies blijkt dat vaccins veilig zijn, en effectief in het voorkomen van besmetting. Bezoek het topic COVID-19 and Pregnant Patients in DynaMed voor meer informatie.

6. Hoe betrouwbaar zijn antigeentests voor thuisgebruik?

Het nieuws hierover is niet geweldig. Uit een studie uit 2020 waarin verschillende RT-PCR-tests met snelle antigeentests worden vergeleken, bleek dat de detectiepercentages 51 tot 82 procent waren voor diagnostische tests, en 12 procent voor snelle antigeentests. Alle tests presteerden beter wanneer uitgevoerd binnen negen dagen na de eerste symptomen, in vergelijking met tests die later of bij asymptomatische personen uitgevoerd werden. De zaken zien er iets rooskleuriger uit wanneer we kijken naar een Cochrane-review uit 2021 van 48 studies die commerciële antigeentests evalueerden. Hieruit kwam een sensitiviteit van 69 procent (95% CI 62%-75%) en een specificiteit van 99,6 procent (95% CI 99%-99,8%). De huidige aanbevelingen wijzen hoofdzakelijk op de noodzaak van bevestigingstests wanneer antigeentests positief zijn, en quarantainemaatregelen wanneer antigeentests negatief zijn. Wat RT-PCR-tests betreft, suggereren nieuwe data dat speekseluitstrijkjes voor de detectie van omikron mogelijk beter presteren dan monsters van het middenturbinaat.

7. Hoe goed werkt het antivirale middel molnupiravir?

Het lijkt vrij goed te werken, in ieder geval tegen delta. Het orale antivirale geneesmiddel molnupiravir is heeft van de FDA goedkeuring gekregen voor noodgebruik bij volwassen risicopatiënten met milde tot matige COVID-19, met beoogde start binnen vijf dagen na het begin van de symptomen. In de gerandomiseerde MOVe-OUT-trial, uitgevoerd tussen mei en november 2021, kregen 1.433 niet-gehospitaliseerde en niet-gevaccineerde volwassenen met milde tot matige COVID-19 en ten minste één risicofactor voor ernstige ziekte gedurende vijf dagen ofwel molnupiravir (800 mg tweemaal per dag) of een placebo, te beginnen binnen vijf dagen na aanvang van de symptomen. Tijdens een geplande tussentijdse analyse, uitgevoerd toen 50 procent van de patiënten gedurende 29 dagen was gevolgd, bleek molnupiravir het risico op overlijden of ziekenhuisopname significant te verlagen in vergelijking met de placebogroep (7,3% vs. 14,1%, p = 0,001). Molnupiravir wordt op basis van dierstudies niet als veilig beschouwd voor kinderen of zwangere vrouwen.

8. Hoe staat het met remdesivir?

De remdesivir-achtbaan gaat door, maar het geneesmiddel kan uiteindelijk nuttig blijken te zijn. De resultaten van de SOLIDARITY-studie van de Wereldgezondheidsorganisatie waren teleurstellend, aangezien remdesivir de overlevingskans niet verbeterde wanneer het werd toegevoegd aan de standaardzorg voor gehospitaliseerde patiënten. Twee meta-analyses lijken aan te tonen dat remdesivir de behoefte aan mechanische beademing verminderde bij patiënten die met zuurstof werden behandeld. In een andere studie verminderde drie dagen remdesivir bij poliklinische patiënten met milde tot matige COVID-19 de kans op ziekenhuisopname of overlijden tijdens de 28-daagse studieperiode. Al met al zien de gegevens over remdesivir er dus hoopvol uit wat betreft het voorkomen van ziekenhuisopname en ernstig ziekteverloop.

9. Is fluvoxamine een mogelijke behandeloptie voor patiënten met COVID-19?

Tot dusver lijkt het erop dat het gebruik van fluvoxamine voorbehouden kan blijven voor obsessief-compulsieve stoornissen (OCS). Het grootste onderzoek naar fluvoxamine bij COVID-19 (TOGETHER-proef) evalueerde het gebruik voor mensen met symptomatische COVID-19 met een hoger risico op het ontwikkelen van een ernstig ziektebeeld. In Brazilië kregen 1.497 volwassenen gerandomiseerd ofwel fluvoxamine (200 mg per dag) ofwel een placebo gedurende 10 dagen. Fluvoxamine werd geassocieerd met een lager risico op langer verblijf op de spoedeisende hulp of overplaatsing naar een tertiair ziekenhuis (11 procent versus 16 procent). Het risico op zowel ziekenhuisopname door COVID-19 of overlijden verschilde echter niet significant tussen de twee groepen. De Infectious Disease Society of America (IDSA) beveelt momenteel aan fluvoxamine alleen te overwegen voor niet-gehospitaliseerde patiënten in de context van een klinische studie.

10. Tot slot, wat weten we over Long COVID?

Long (langdurige) COVID is een heterogene groep van meer dan 50 aandoeningen en symptomen die met elkaar gemeen hebben dat ze zijn voorafgaan door een COVID-infectie, maar verder slecht gedefinieerd zijn. De WHO lijkt Long COVID te definiëren als symptomen die één tot drie maanden na infectie aanhouden, en "post-COVID" als symptomen die langer dan drie maanden aanhouden. Op dit moment is het duidelijk dat, hoewel bijna de gehele menselijke bevolking er geestelijk onder heeft geleden, mensen die COVID hebben gehad ook vaak objectief meetbare consequenties ervaren, waaronder een verminderde hartfunctie op echo, littekenvorming in de longen op CT en zichtbare hersenveranderingen op MRI (waarschijnlijk bijdragend aan de drie meest voorkomende symptomen: vermoeidheid, dyspneu en cognitieve veranderingen). Hoewel er wel enige correlatie bestaat tussen de ernst van de initiële infectie en de symptomen op lange termijn, zijn veel van de personen die aan Long COVID lijden jong en voorheen gezond, en hebben zij vaak milde of zelfs asymptomatische initiële infecties doorgemaakt. Waarschijnlijk brengt het jaar 2022 meer antwoorden, maar voorlopig lijkt het erop dat Long COVID veel voorkomt en ernstig is – en dit betekent een extra voordeel van vaccinaties boven behandeling.
 

Kennis over COVID-19 ontwikkelt zich razendsnel. Lees de laatste klinische evidence in DynaMed. De informatie is vrij toegankelijk voor wetenschappers, clinici en andere belangstellenden.

Het origineel van dit artikel werd geschreven door de medisch professionals op de redactie van DynaMed en is op 27 januari 2022 verschenen op EBSCO's Engelstalige Health Notes blog. We hebben het artikel zo zorgvuldig mogelijk voor u naar het Nederlands vertaald.